Petit Bleu de Gascogne
Petit Bleu de Gascogne
Contactpersoon - Mw. M. de Haas-Hiemstra (email)
Geschiedenis
Bijna alle "grote" rassen hebben hun briquet, d.w.z. een hond met een lagere schofthoogte
De Petit Bleu is ontstaan door de vraag naar honden die meer geschikt waren voor de jacht op hazen en ander klein wild.
Uiterlijk
De Petit Bleu is zoals de naam al zegt veel kleiner dan de Grand Bleu en is compacter en lichter van bouw. Het grote verschil is de achterhoofdsknobbel die bij de Grand Bleu zeer duidelijk aanwezig is en bij de Petit Bleu niet. De Petit Bleu heeft een droog en fijn hoofd met vaak wat vlakke oren die laag zijn aangezet. De beharing is kort. De vachtkleur is blauwschimmel met platen en een bruin (tan) aftekening boven de ogen, op de snuit en de onderste delen van de poten.
Gezondheid
De Bleu de Gascogne is een echte zuiderling: adoreert warmte en heeft een hekel aan kou.
Karakter en gedrag
De Bleu de Gascogne is intelligent en heeft een extreem zacht karakter, zodat hij makkelijk op te voeden is. Uiteraard heeft hij een consequente opvoeding nodig, maar een harde aanpak verdraagt hij niet. Hij past zich makkelijk aan aan de manier van leven van zijn baas. Het is echter geen hond die midden in de stad of op een flat gehouden kan worden. Zijn jachtpassie en zijn luide blaf (het zg. Huilen) verlangen ruimte.
Werken met de Blue de Gascogne
In Frankrijk wordt dit ras voornamelijk gebruikt voor de jacht op haas en wild zwijn. Dit alles doet hij rustig, zonder te langzaam of te snel te zijn, maar met een goed resultaat. De Petit Bleu is een hond van de Petite Venerie. Het is een hond van grote klasse, die zich uit door zijn levendigheid en het nemen van initiatieven.
De meutejacht wordt in Nederland niet beoefend (een enkeling uitgezonderd). Wat wel mogelijk is, is het zweetwerk, d.w.z. het uitwerken van een kunstmatig gelegd bloedspoor. Ook dit zweetwerk verricht de Bleu vol overgave. De meeste Petits Bleus zijn goede speurders en kunnen een spoor urenlang volgen.
Beknopte rasstandaard
Land van oorsprong: Frankrijk
Gebruik: veelzijdige hond gebruikt voor de jacht onder het geweer, soms voor de lange jacht. Zijn voorkeursprooi is de haas, maar hij achtervolgt ook met succes het grote wild.
Korte geschiedenis: Het is een vrijwillige verkleining van de Grand Bleu de Gascogne met dezelfde herkomst en verband houdend met het gebruik van de hond.
Algeheel beeld
Hond van middelmatige grootte, goed geproportioneerd, gedistingeerd.
Gedrag/karakter
Gedrag: fijn van neus, geschikt voor de wijze van jagen, beschikt over een mooi keelgeluid. Groepeert goed.
Karakter: rustig en aanhankelijk, reageert makkelijk op bevelen.
Hoofd
Schedel: van voren gezien licht gewelf en niet te breed; de achterhoofdsknobbel is licht aangegeven.
Van opzij gezien heeft de achterzijde van de schedel een lichte spitsboogvorm. Het voorhoofd is vol.
Stop: weinig geaccentueerd.
Neus: zwart, breed, neusgaten goed open.
Lippen: iets dik en ontwikkeld. De bovenlip bedekt de onderlip.
Snuit: van dezelfde lengte als de schedel, stevig, licht gewelfd.
Kaken: schaargebit. Snijtanden haaks in de kaken geïmplanteerd.
Wangen: droog.
Ogen: ovaal van vorm, bruin. Zachte uitdrukking.
Oren: voldoende fijn, gedraaid. Moeten op zijn minst de neuspunt bereiken.
Hals: van goede lengte met iets keelhuid.
Lichaam
Rug: stevig.
Lendenen: goed aangehecht, zonder overdrijving van lengte.
Romp: licht oplopend.
Borst: lang, ze komt onder elleboogniveau. Goed open.
Ribben: licht gerond.
Flanken: vlak en goed aflopend.
Staart: dun, de punt van de sprongen bereikend, in een trotse sabelvorm gedragen.
Ledematen
Voorhand
Algeheel beeld: voorhand voldoende krachtig.
Schouder: gespierd, middelmatig schuin.
Elleboog: licht tegen het lichaam.
Onderarm: stevige botten.
Voeten: ovaalvormig, tenen droog en gesloten. Voetkussens en nagels zwart.
Achterhand
Algeheel beeld: achterhand goed geproportioneerd.
Dijbeen: voldoende lang, gespierd zonder overdrijving.
Sprong: breed, licht gehoekt, goed aflopend.
Gangen: regelmatig en gemakkelijk.
Huid
Soepel. Zwart of sterk gepigmenteerd met zwarte vlekken, nooit geheel wit. Haarloze zones zwart.
Vacht
Kleur: geheel gespikkeld (zwart en wit) wat een leisteenblauw effect geeft; met of zonder zwarte vlekken. Twee zwarte vlekken aan weerszijden van het hoofd, de oren bedekkend tot op de wangen. Ze komen niet samen op het hoofd, maar laten een witte scheiding in het midden waarin zich meestal een zwarte vlek bevindt die ovaalvormig is: een kenmerk van het ras. Twee min of meer felle tanaftekeningen boven de arcadeboog (quatroeille). Men treft tanaftekeningen eveneens aan op de wangen, de lippen, aan de binnenkant van de oren, op de ledematen en onder de staart.
Schofthoogte: reu 52 tot 58 cm, teef 50 tot 56 cm.